Trotsopislam.jouwweb.nl

het verhaal van de profeet noeh

Zijn uitnodiging 


Toen de afgoden en het kwaad aanbeden werden en de mensen tot ongeloof en zelfbedrog afdwaalden, zond Allah Noah als de eerste boodschapper naar de mensen op de aard. Zijn volk werd "Banoe Rasib" genoemd (de zonen van Rasib). 

Hoe afgoderij begon 

Er wordt in Sahih al-Bukhari op gezag van Ibn'Abbas verteld dat hij zei: "er waren tien eeuwen tussen Adam en Noah, waarin de islam overheerste" 

"Als een eeuw (in het Arabisch Qarn, mv. Qurun) als honderd jaar gerekend wordt, dan betekend dit onvermijdelijk dat er duizend jaar was tussen Adam en Noah. Als een eeuw een generatie betekent, zoals in het vers: "En hoeveel generaties hebben Wij na Noah vernietigd! En jullie heer is voldoende als Alwetende en Alziende van de zonden van Zijn dienaren." [Qs Al-Isra 7:17] en het vers "Dan, na hen, hebben Wij een andere generatie geschapen." [Qs Al-Moeminoen 23:31], en het vers "En (ook) 'Ad en Thamoed en de bewoners van Ar-Rass, en vele generaties daartussen." [Qs Al-Foerqaan 25:38] en het vers "En hoeveel generaties hebben Wij vóór hen vernietigd.." [Qs Maryam 19:74] en vervolgens de hadith van de Profeet saw: "De beste generatie (Qurun) is de mijne...", dan wordt het hierop duidelijk gebaseerd dat het woord Qarn in deze context een generatie aangeeft, niet honderd jaar, hetgeen zou betekenen dat er duizend jaar tussen Adam en Noah zouden zijn. Allah weet het beter [Ibn Kathir] 

Toen veranderden de omstandigheden na deze opeenvolgende rechtschapen generaties, en aan het einde werden afgoden aanbeden. De reden hiervoor wordt aangehaald in Sahih Al-Bukhari op gezag van Ibn 'Abbas, toen hij het Qur'aanvers: "En zij hebben gezegd: 'Jullie zullen jullie goden niet verlaten. Jullie zullen noch Wadd noch Soewa noch Yaghoeth verlaten noch Ya'oeq " [Qs Noeh 71:23] uitlegde. Ibn'Abbas zei: 'De namen die in dit vers genoemd worden, waren de namen van godvruchtige mensen van het volk van Noah. Na hun dood stookte de shaitaan de mensen op om gewijde stenen neer te zetten op de plaatsen waar deze mensen altijd zaten, en deze stenen naar hen te noemen. Toen de tijd voorbijging en de mensen steeds minder kennis hadden van hun geloof, werden deze stenen aanbeden. Afgoderij verspreidde zich onder de Arabieren. 

Ibn Jarir heeft op gezag van Mohammed bin Qais overgeleverd dat de laatste zei: 'Zij (de mensen wier namen boven genoemd werden) waren godvruchtige mensen, die leefden in de periode tussen Adam en Noah. Zij hadden volgelingen die hun voorbeeld volgden. Toen zij stierven, zeiden hun volgelingen: 'Als we standbeelden voor hen maken, zal dit een goede aansporing zijn, zodat we meer moeite voor de aanbidding doen.' Zo maakten ze dus standbeelden voor hen. Na de dood van de volgelingen, insinueerde Iblis hun opvolgers, dat hun voorvaders die beelden aanbaden (de mensen waar de beelden voor gemaakt waren) en ze smeekten hen om regen. Daarop werden ze aanbeden.' 

Ibn Abi Hatim heeft op gezag van Aboe Ja'far Al-Baqir overgeleverd, dat zei: 'Wadd was een godvruchtige man, die nederig was tegenover de mensen. Toen hij stierf verbleef zijn volk rond zijn graf in Babylon en was zeer bedroefd over zijn dood. Toen Iblis dit zag, nam hij de vorm van een mens aan en zei tegen hen: 'Ik zie hoe bedroefd jullie zijn over de dood van deze man, ik kan, als jullie willen, een beeld maken dat op hem lijkt en dat jullie als aandenken op jullie ontmoetingsplaats kunnen neerzetten.' Zij gingen ermee akkoord. Vervolgens kwam hij naar hen toen en zei: 'Ik kan, als jullie het willen, een klein beeld van Wadd maken dat jullie dan in je huizen kunnen zetten.' Ook hiermee gingen ze akkoord. Daarna vermeerderde zich het aantal van deze mensen door geboorte. Hun kinderen en kleinkinderen namen deze mening betreffende Wadd over. Maar mettertijd werden deze beelden van Wadd als goden vereerd in plaats van Allah.' 

Ibn Kathir zegt: 'Er werd vermeld in de Twee Oorspronkelijke Boeken van Moeslim en Al-Bukhari dat toen Oemm Salamah en Oemm Habibah over de kerk die zij in Abyssinia hadden gezien, vertelden, en zij de pracht van de figuren beschreven die daar aanwezig waren, hij (de Profeet saw) zei: 'Die mensen maakten een plaats van aanbidding bij het graf van godvruchtige mensen en plaatsten dan dergelijke figuren erbij. Zulke mensen zullen, volgens Allah, tot de slechtste mensen behoren.'. 

Toen afgoden aanbeden werden en corruptie zich op de aarde verspreidde, zond Allah Zijn dienaar van Boodschapper Noah om de mensen uit te nodigen Hem alleen te aanbidden en op te houden met het aanbidden van iets anders. Zo was Noah dus de eerste boodschapper op aarde. 

Er wordt overgeleverd in de Twee Oorspronkelijke Boeken van Moeslim en Al-Bukhari, op gezag van Aboe Hoerairah, dat de Profeet saw in de hadeeth over bemiddeling zei: "...Zij zullen naar Adam toekomen en zeggen: 'O Adam! Jij bent de vader van de mensheid. Allah heeft jou geschapen met Zijn handen, blies Zijn geest in jou en beval de engelen om zich voor jou neder te werpen en liet je toe tot het paradijs om in er te wonen. Wil je voorspraak doen voor ons bij jouw Heer? Zie je niet, dat wij lijden?' Hij zal zeggen: 'Mijn Heer is nu heel toornig. Zijn toorn heeft een niveau als nooit tevoren bereikt en Hij zal daarna nooit meer zo toornig zijn. Hij verbood mij van de Boom te eten, maar ik was ongehoorzaam. Ik maak me nu zorgen over mijzelf. Ik maak me nu zorgen over mijzelf. Ga naar iemand anders! Ga naar Noah!' Dan zullen zij naar Noah gaan en zeggen: 'O Noah! Jij bent de eerste boodschapper die naar de aarde gestuurd werd en Allah noemde jou een zeer dankbare gelovige. Zie je niet hoe wij lijden? Zou je voorspraak willen doen voor ons bij jouw Heer?' Hij (Noah) zal zeggen: 'Mijn heer is nu heel toornig. Zijn toorn heeft een niveau als nooit tevoren bereikt en Hij zal daarna nooit meer zo toornig zijn. Ik maak me nu zorgen over mijzelf, ik maak me nu zorgen over mijzelf' " 



De uitnodiging van Noah en zijn verloochening van de Boodschap. 

Ibn Kathir zei: 'Noah nodigde de mensen uit om alleen Allah te aanbidden en niets naast Hem te plaatsen en geen afgod te aanbidden, geen beeld of iets slechts. Hij (Noah) zei tegen hen: 
"...O, mijn volk! Aanbid Allah! Jullie hebben geen andere god behalve Hem. Zeker, ik vrees voor jullie de bestraffing van de grote dag!" [Qs Al-Ar'af 7:59] en "Dat jullie geen ander dan Allah aanbidden, zeker, ik vrees voor jullie de bestraffing van een pijnlijke dag" [Qs Hoed 11:26] en hij zei: "O, mijn volk! Waarlijk, ik ben een duidelijke waarschuwer voor jullie. Dat jullie Allah moeten aanbidden, plichtsgetrouw aan Hem zijn en mij gehoorzamen" [Qs Noeh 71:2-3]. 

Zo nodigde hij de mensen dag en nacht uit, in het openbaar en privé, de ene keer met beloftes en de andere keer met waarschuwingen. De meeste mensen gaven echter geen gehoor aan zijn uitnodiging en bestreden hem en de gelovigen. Zij dreigden hen te stenigen of hen uit hun land te verdrijven. Allah Ta'ala zegt: "De leiders van zijn volk zeiden: 'Waarlijk wij zien jou in grote dwaling'(Noah zei: 'O, mijn volk! Ik verkeer niet in dwaling, maar ik ben een boodschapper van de Heer van de wereldbewoners!'" [Qs Al-A'raf 7:60-61] 

"Zij zeiden tegen hem: 'Wij zien jou als een man net als onszelf, noch zien wij, dat iemand je volgt, behalve de minste onder ons, en zij volgen je zonder na te denken. En wij zien in jou geen voordeel voor ons, eigenlijk denken wij, dat je een leugenaar bent. " [Qs Hoed 11:27] 

Volgens hun mensen was de ergste zonde de aanbidding van Allah, hetgeen in feite hun grootste verdienste was. Men hoeft niet lang na te denken om de zuivere waarheid te accepteren. Integendeel, moet men de waarheid volgen en ernaar handelen zo gauw men deze ontdekt heeft. Vanwege dit feit zei de Boodschapper van Allah saw terwijl hij Aboe Bakr Al-Siddiq prees: "Wanneer ik iemand tot de islam uitnodigde, aarzelden de mensen altijd behalve Aboe Bakr, die nooit stamelde in het uitspreken van het getuigenis". Om dezelfde reden werd Aboe Bakr de eed van trouw gezworen (na de dood van de Profeet saw) op de dag van Saqifah, want zijn supioriteit was toen reeds heel duidelijk. 

Noah antwoordde de mensen: "...O, mijn volk. Vertel mij of ik een duidelijk bewijs heb van mijn Heer, en een genade is van Hem tot mij gekomen, maar dat is voor jullie aangezicht verborgen. Zullen wij jullie dwingen om het te accepteren, wanneer je er een diepe haat tegen hebt?" [Qs Hoed 11:28] waarmee bedoeld wordt dat hij een middel had kunnen vinden om hen te leiden terwijl hun instelling slechter was dan ooit. 

Dit was een vriendelijke manier om hen tot de rechte weg op te roepen. Hij zei verder: "En: 'O, mijn volk! Ik vraag jullie hier geen rijkdom voor, mijn beloning is bij geen ander dan Allah.'" Hiermee bedoeld hij dat hij geen loon vraagt voor zijn oproep waar hij in het wereldlijke leven profijt van zal hebben en in het hiernamaals. "Ik zal degenen die geloven niet verdrijven. Zeker, zij zullen hun Heer ontmoeten, maar ik zie dat jullie een ontwetend volk zijn." [Qs Hoed 11:29] 

Uit de context lijkt het alsof zijn volk van hem verlangde, dat hij de mensen die geloofden in zijn boodschap zou terugstoten als hij wilde dat zij hem ontmoeten, maar deze onrechtvaardige voorwaarde aanvaardde hij niet. 

Noah zei: "En ik zeg jullie niet dat bij mij de schatten van Allah zijn, noch dat ik het onzichtbare ken, noch zal ik zeggen dat ik een engel ben.." [Qs Hoed 11:31] Ik ben veel eerder een dienaar van Allah en Zijn boodschapper. Ik heb niet meer kennis dan die Allah mij gegeven heeft en ik kan alleen maar dat doen waartoe Allah mij in staat heeft gesteld. Ik kan niet iets goeds voor mezelf doen of iets kwaads afweren zonder dat Allah het wil. "...En ik zeg ook niet tegen degenen waarop jullie neerkijken (van mijn volgelingen) dat Allah hen geen goeds zal geven. Allah weet wat in hun harten is. In dat geval zal ik zeker één van de zondaren zijn." [Qs Hoed 11:31] hiermee wordt bedoeld dat ik niet kan getuigen dat zij (mijn volgelingen) geen goede beloning van Allah zullen ontvangen in het hiernamaals, want dit behoort tot de specifieke kennis van Allah. Hij is welbewust hiervan en zal hen belonen volgens hetgeen zij in hun zielen verborgen houden. 

De volgende uitspraak is van zijn mensen: "Zij zeiden: 'Zullen wij jou geloven terwijl de minsten jou volgen?'" [Qs As-Sjoe'ara 28:111], hij antwoordde: "En wat voor kennis heb ik van wat zij deden? Hun rekening ligt slechts bij mijn Heer, als jullie dat (maar) wisten. En ik ben niet van plan de gelovigen te verjagen. Ik ben slechts een duidelijke waarschuwer" [Qs As-Sjoe'ara 28:112-115] 

De aandrang van zijn volk in ongeloof en zijn oproeping tegen hen 

Een lange tijd ging voorbij, waarin Noah zijn volk uitnodigde. Allah zegt over hem: "En voorwaar, Wij hebben Noah naar zijn volk gestuurd, en hij bleef onder hen duizend jaren minus vijftig jaar en de Zondvloed overspoelde hen terwijl zij onrechtvaardigen waren." [Qs Al-Ankaboet 29:14] Ondanks deze lange periode geloofden slechts enkelen van zijn volk in hem. Wanneer een generatie ten einde liep, onderrichte zij de volgende niet in Noah te geloven en tegen hem te vechten. Iedere vader onderwees zijn kind zo gauw het oud genoeg was om te spreken, niet in Noah te geloven. Allah Ta'ala zei: 
"Hij zei: 'O, mijn Heer! Waarlijk, ik heb mijn volk in de nacht en op de dag geroepen, maar al mijn roepen vergrootte slechts (hun) vlucht weg van het goede. En waarlijk! Iedere keer als ik hen roep dat U hen kunt vergeven, stoppen zij hun vingers in hun oren, zichzelf met hun kleden bedekkend, en blijven hardnekkig, en blazen zichzelf in trots op. En waarlijk, ik riep hen openlijk: En waarlijk ik verkondigde tot hen in het openbaar en ik ben bij hen privé verschenen. Ik zei (tegen hen): 'Vraag om vergiffenis van jullie Heer; waarlijk, Hij is de Vaak-vergevende; Hij zal overvloedig regen tot jullie sturen. En jullie een vermeerdering in weelde en kinderen geven en jullie tuinen schenken en rivieren.' Wat scheelt jullie, dat jullie Allah niet vrezen en jullie niet op de beloning van Allah hopen. Terwijl Hij jullie in stadia geschapen heeft. Zien jullie niet hoe Allah zeven hemelen, de één boven de andere, geschapen heeft. En de maan daarin als licht heeft gemaakt en de zon als lamp? En Allah heeft jullie van het stof van de aarde geschapen. Hierna zal Hij jullie hiertoe terugbrengen en jullie weer voortbrengen. En Allah heeft voor jullie de aarde wijd uitgespreid gemaakt. Dat jullie daarover gaan op brede wegen." [Qs Noeh 71:5-20] 

Allah Ta'ala zei ook: 
"Zij zeiden: 'O Noah! Je hebt met ons geredetwist en je hebt het gesprek verlengd, laat ons nu datgene zien waar je ons mee bedreigd hebt, als je waarachtig bent!' Hij zei: 'Slechts Allah zal het jullie brengen, als Hij wil (want Hij heeft macht over alle dingen) en dan, kunnen jullie niet ontsnappen. En jullie zullen geen voordeel van mijn goede raad hebben, zelfs als ik jullie goede raad zou willen geven, als het Allahs wil is om jullie te laten dwalen. Hij is jullie Heer en tot Hem zullen jullie terugkeren.'" [Qs Hoed 11:32-34] 

Dit betekent, dat het alleen Allah is, Die wie Hij ook maar wil, leidt. Als Allah iemand wil laten dwalen, kan niemand anders dan Allah hem naar de waarheid voeren. Hij is Degene Die alles doet wat Hij van plan is. Hij (Allah) weet het beste wie leiding verdient en wie dwaling verdient. Hij is vol wijsheid en heeft de sterkste argumenten bereid die een tegenstander onmiddellijk doen verstommen. 

En bij ongeloof van het volk van Noah in het aardse leven komt nog dat zij ontkenden dat er een boodschapper naar hen gezonden was. Op gezag van Aboe Sa'id Al-Khoedri werd overgeleverd dat De Boodschapper van Allah saw zei: "Noah zal met zijn vol komen (Op de Dag der Opstanding). Allah zal tegen hen zeggen: 'Heeft hij (Noah) niet de boodschap overgeleverd aan jullie?' Zij zullen antwoorden: 'Nee, er is geen profeet tot ons gekomen'. Allah zal dan tegen Noah zeggen: 'Wie kan getuigen (dat je de boodschap aan hen overgedragen hebt)?' Noah zal zeggen: 'Mohammed en zijn vol'. Wij (de Profeet saw spreekt over zichzelf en zijn volk) zullen getuigen. [Al-Bukhari] Dit is in overeenstemming met het gezegde van Allah: "Dus Wij hebben jullie een rechtvaardig (en het beste) volk gemaakt, dat je getuige zal zijn voor de mensheid en voor de Boodschapper is de getuige voor jullie" [Qs Al-Baqarah 2:143]. Aldus zullen de mensen van de profeet Mohammed saw tezamen met hem getuigen, dat Noah met de waarheid gestuurd was en dat hij de boodschap van Allah zo goed als hij maar kon, overdroeg aan zijn volk. Hij beval hen alles te doen wat goed voor hun geloof was, zonder ook maar iets achterwege te laten en hij waarschuwde hen voor alles wat hen schade kon berokkenen, zonder ook maar iets achterwege te laten. Zo is het met alle profeten. Hij (Noah) waarschuwde zijn volk zelfs nog voor dadjdjal, hoewel hij niet verwachtte, dat zij dan nog in leven zouden zijn. Dit laat zijn uitzonderlijke liefde voor hen zien. 

Al-Bukhari vertelde op autoriteit van Ibn 'Oemar: 'De Profeet saw stond voor de mensen (om een preek te houden). Vervolgens loofde hij Allah met de nodige dankbetuiging en vertelde over de dadjdjal en zei: 'Ik waarschuwde jullie voor hem. Alle profeten waarschuwden de mensen. Noah waarschuwde zijn mensen, maar ik zal je iets vertellen over hem (de Djadjdjal) wat geen andere profeet verteld heeft. Je moet weten, dat de dadjdjal maar één oog heeft, terwijl jouw Heer niet éénogig is'." 

Op gezag van Aboe Hoerairah werd verteld dat de profeet saw heeft gezegd: 'Zal ik je iets over de djadjdjal vertellen dat geen andere profeet verteld heeft aan zijn volk? Hij (de djadjdjal) is éénogig. Hij zal het paradijs en de hel meebrengen. Wat hij beweert het paradijs te zijn, is eigenlijk de hel en wat hij beweert de hel te zijn, is in feite het paradijs. Ik waarschuw jullie (voor hem), zoals Noah zijn volk gewaarschuwd heeft' [Al-Bukhari & Muslim] 

Toen Noah de hoop had opgegeven en begreep, dat zijn volk niet voor hervorming vatbaar was, en nadat hij beledigd werd, bestreden werd en tegen hem gelogen werd, riep hij Allah aan en Allah vervulde zijn smeekbede. Allah Ta'ala zei: 
"En het was Noah ingegeven: 'Niemand van je volk zal geloven, behalve degenen die reeds geloven. Wees niet bedroefd vanwege wat zij doen. En bouw onder Onze ogen en met Onze inspiratie een ark, en spreek Mij niet aan voor degenen die het mis hebben; zij zullen zeker verdrinken'" [Qs Hoed 11:36-37] 

En ergens anders zei Allah Ta'ala: 
"En voorwaar Noah riep Ons aan en Wij waren de Beste van degenen die (het verzoek) beantwoorden. En Wij redden hem en zijn familie van de grote ramp" [Qs As-Shaffat 37:75-76] 

Allah Ta'ala zei ook: 
"En (gedenk) Noah toen hij eerder tot Ons riep. Wij luisterden naar zijn aanroeping en redden hem en zijn familie van een grote ramp" [Qs Al-Anbiya 21:76]. 

Allah Ta'ala zei verder: 
"Hij zei: 'Mijn Heer! Waarlijk, mijn volk heeft mij verloochend. Oordeelt U daarom tussen hen en mij en red mij en degenen van de gelovigen die met mij zijn' " [Qs As-Sjoe'ara 28:117-118]. 

In een ander geval zei Allah Ta'ala: 
"Toen riep hij zijn Heer aan: 'Ik ben overmeesterd, help (mij) dus!'." [Qs Al-Qamar 54:10] 

Allah Ta'ala zei verder: 
"(Noah) zei: 'O mijn Heer! Help mij, want zij ontkennen mij" [Qs Al-Moeminoen 23:26] 

Allah Ta'ala zei ook: 
"Vanwege hun zonden verdronken zij, daarna lieten Wij hen het vuur binnengaan, en zij vonden niemand anders dan Allah om hen te helpen. En Noah zei: 'Mijn Heer! Laat geen enkele ongelovige op aarde! Als U hen laat, dan zullen zij Uw dienaren misleiden en zij zullen niemand behalve slechte ongelovigen als kinderen krijgen'. " [Qs Noeh 71:25-27] 

Het bevel de Ark te bouwen 

Toen het kwaad zich vermeerderde onder het volk van Noah, hun zonden, ongeloof en de smeekbede van hun profeet tegen hen, beval Allah aan Noah een ark te bouwen die destijds door geen ander geëvenaard werd en ook daarna geen gelijkwaardige zou hebben. Allah verbood Noah met Hem (Allah) over zijn volk te argumenteren, omdat Noah medelijden met zijn volk zou kunnen hebben als hij zag dat ze door de kwellingen getroffen werden. Om deze reden zei Allah Ta'ala: "...en spreek Mij niet aan voor degenen die het mis hebben, zij zullen zeker verdrinken". Daarna zei Allah Ta'ala: "En toen hij de ark bouwde, bespotten de stamhoofden van zijn volk hem elke keer wanneer zij voorbij liepen. Hij zei: 'Als jullie ons bespotten, bespotten wij jullie ook voor jullie bespotting!'" [Qs Hoed 11:38]. Dit betekent dat Noah en zijn volgelingen bespot werden door de ongelovigen in zijn volk en dat Noah zich verbaasde over hun koppigheid en ongeloof die uiteindelijk hun ongeluk zouden zijn en een kwelling zouden veroorzaken. "En jullie willen weten wie het is waarover de bestraffing zal komen die hen met schande zal bedekken en tot wie er een lange bestraffing komt" [Qs Hoed 11:39]

 

Wat vinden jullie van dit verhaal?

Rating: 3.0801603206413 sterren
499 stemmen